Nasleep in de 21e eeuw – Deel 3
(Deel 3 van 4 – lees hier deel 1, 2 en 4)
‘Heeft je moeder nu wat met die Casper?’ vraagt Alexander.
Floris staart hem aan, haalt dan zijn handen over zijn gezicht. ‘Daar ga ik geen uitspraken over doen, pa.’
Zijn vader houdt zijn hoofd schuin. ‘Dus ze heeft iets met die Casper.’ Hij loopt naar de stoel tegenover Floris.
Grens. Mijlenver de grens over. Codewoord, wat is een goed codewoord? ‘Christus, Alexander.’ Christus is geen goed codewoord.
Ik sla je op je bek. Twee, anderhalf jaar geleden zou hij dat hebben gezegd. Dicht of ik sla hem dicht. Vuile… smerige…
Daar is de deur. Kijk uit of ik smijt je erdoorheen. En janken, janken.
Marthe had een tijdlang een vriend, een zachtaardige dertiger met donker haar en een stem die af en toe oversloeg in zijn enthousiasme, maar dat liep stuk omdat ze nog niet zo ver was. Floris hoopt dat Casper blijft.
‘Bonnetjes,’ wijst Rosanne van naast de koffiemachine. Bier, wijn, zij mag de drank nog niet doen. Hij kijkt op de grote stationsklok. Even voor half vijf. Floris draait zich naar de deur. Gelukkig is Dilara niet te ver het terras op. ‘Laar, je mag! Toch nog.’ Hij houdt net op tijd een vingerknip binnen; ze heeft hem daar laatst op aangesproken, ik haat dat als mensen dat doen. Gasten doen het soms ook, al dan niet gecombineerd met juffrouw, juffrouw, als hun zeer belangrijke bestelling niet snel genoeg wordt opgenomen. Iedereen haat dat. Het ging automatisch. Het is een Alexandergebaar, minachtend, dwingend, ongeduldig, bevelend. Samen met het hoofdgebaar en het wijzen. ‘Een halfuurtje,’ vervolgt hij op normaal volume als ze binnen is. ‘Er moet ook nog gegeten.’
‘Sukkel.’ Dilara begint tevreden haar eigen dienblad leeg te ruimen en bier te tappen.
‘En als Zoë en Brammetje er zijn mag jij zo ook even eten.’ Als horecapersoneel eet je vóór de meeste gasten eten, vaak alleen en snel. Als het goed is maakt de keuken wel werk van het personeelseten, daar kun je de kwaliteit aan aflezen. Vaak eet Floris ook wat de pan schaft, behalve als er geproefd moet worden, maar vandaag is anders. ‘Na het glas en de flesjes en het aansteken van de kaarsjes, alsjeblieft dankjewel,’ zegt hij met zijn liefste glimlach. Als je wilt, en ook als je niet wilt. Lege frisdrank- en bierflesjes moeten weer in hun eigen kratten terug, oud glas naar de glasbak helemaal aan het eind van het marktplein. Alles schoon voor de avondgekte.
‘Mezzelune, halvemaantjes, met pompoen en walnoten en ricotta van bijna-eigen koe,’ zegt Susanna, haar ogen lichten even op in Annes richting. Floris’ zus lacht verlegen, haar schorre lach. Zoals zo vaak heeft hij zin om haar te knuffelen. Grote kleine zus.
‘Pasta zelfgemaakt?’ vraagt Alexander.
‘Alles, alles,’ vangt Floris af met een raar accent. ‘Of zelf gekocht bij iemand die het zelf heeft gemaakt. Klasse, Suus, dankjewel,’ zodat ze opgelucht weer haar keuken in kan. ‘Li, eet’n!’ roept hij de gang in, voor hij de laatste twee borden gaat halen. Linepine, Lili Marlene.
Wonderboy, noemt ze hem soms, net als Meg bij Hercules doet in de Disneyfilm – en net zo sarcastisch.
‘Leuke borden,’ zegt Rosanne.
‘Ja, hè? Voor bijna gratisj,’ met weer een ander accent. ‘En kijk,’ hij reikt naar de tafel achter zich, ‘herfstkaart.’
Het is zijn oud-klasgenoot Ava eindelijk gelukt zijn handschrift in de computer te laden, zodat iedereen ermee kan typen als met Times New Roman. Floris bestond nog niet, dus een fancy Engelse naam was niet nodig, bijna jammer. De aftitels van zijn film hebben ze nog helemaal met stiften, pen, potlood, verf en foto’s bij elkaar moeten knutselen. Ava doet nog steeds alle ontwerpklussen, nu van een afstand op een studentenkamer waar hij nog altijd niet geweest is, voor een enigszins marktconform bedrag.
‘Ik mis nog steeds het vlees,’ zegt Alexander.
‘Voorspelbaar.’
‘Je leesbaarheid is er niet op vooruitgegaan,’ zegt Anne. ‘Is dit een m of een w? Of n’en of u’s?’
‘Bloewkool? Sprnitjes?’ Floris gooit zijn armen in de lucht. ‘Kom op, zus. Deductie.’ Ja, voor haar moet alles het liefst luid en duidelijk zijn. Zwart op wit. Onomstotelijk. Niet mis te verstaan.
‘Ik kan het wel lezen, hoor,’ zegt Rosanne.
‘Ja, maar jij hebt ook de meest recente evolutie van de koelkastbriefjes meegemaakt.’ Joehoi. Kus. Of: Dikke lik. Flos. Hij kijkt naar Anne. ‘Hoe schrijf jij dan? Jij bent de dokter hier.’
Rosanne leest verder. ‘Ik wil alles proeven.’
‘Dat mag,’ zegt Floris. ‘De bloemkoolsoep is voor jou.’ Rosanne wil op haar verjaardag altijd bloemkool eten, dus is de tweeling op twee dagen jarig, of hoeft Rebecca alleen de patat.
Sinds een paar jaar vieren ze sowieso de verjaardagen meerdere keren.
‘Ik alleen de toetjes,’ zegt Rebecca. Floris ziet hoe ze als vanzelfsprekend tegen Alexander aan kruipt, en hoe hij net zo gedachteloos een arm om haar heen legt. Rosanne is veel afwachtender – kijk uit. Vuur. Als de kleur van hun haar – hun vaders schouderlange haar allang niet meer.
‘Dat mag niet.’
Rebecca roert in haar eten. ‘En spaghetti met ketchup.’
‘Bord leeg,’ zeggen Floris en Alexander tegelijk.
‘De Danoontje-ijsjes, ook uit eigen keuken?’ vraagt hun vader.
‘Zelf in de vriezerd gedaan, jaja.’
Jullie doen zo normaal met elkaar, zegt iedereen, zeggen zijn vrienden, zegt Line het vaakst.
Hoe lukt je dat? Hoe kan dat?
We zijn toch normaal, antwoordde Floris laatst een keer. We zijn nog steeds van deze planeet.
Jullie zijn wel een beetje gek.
Wat dan? Is een gesprek niet compleet als er niet minimaal drie keer het woord ‘verkrachter’ of ‘pedo’ in voorkomt? ‘Crimineel’? Hij krabbelde driftig iets op een viltje, die dingen liggen overal, ook in hun appartement, en schoof het naar haar toe. Hier is je bingokaart.
Die man is over twintig jaar dood, zei Line. Tien, als je geluk hebt.
Maar ik moet hier nog zeventig jaar mee leven, had hij gezegd. Dat was ik wel van plan in elk geval.
Ze strooien met clichés, allebei: Mensen verdienen tweede kansen. Daar is het strafrecht voor. Hij heeft zijn straf gehad.
Een belachelijk lage, ja. Omdat Marthe niet kon praten. Omdat Marthe die hele rechtszaak eigenlijk niet wilde. Je moeder heeft levenslang.
Wat ben jij, de PVV? Allemaal de doodstraf? Zachter: We hebben allemaal levenslang.
Ik snap het niet, ik snap het echt niet.
Jij hoeft het ook niet te snappen.
Hij moet dingen wegdenken, inslikken. Voortdurend. En dan niet bewust, dat vreet juist de meeste energie, er actief voor moeten kiezen er niet aan te willen denken.
De hele werkelijkheid is te veel, te loodzwaar.
Uit een ander gesprek, ruzie: Serieus? Als ik alles ook maar half zo serieus zou nemen als het echt was, had ik al drie keer zelfmoord gepleegd.
Alles is zo beláden, zei hij in een van de vele sessies met psychologen, begeleiders.
Woorden met een diepe, diepe zucht. Vooral bij Marthe roept elke zin die je zegt, elk gebaar, elke blik en elke voorbijganger een herinnering op, een associatie. Ik kan niet ademen. Dat houdt niemand zeventig jaar vol.
En wat heb jij daarvoor nodig, Floris? Om het wel vol te houden? Deze was lief, maar ze zeggen altijd hetzelfde. Wat heb jij nodig?
Gewoon – zijn handen bewogen machteloos door de lucht. Hoe leg ik dit uit.
Niet doen alsof er nooit iets gebeurd is. Maar een gesprek voeren, reageren zoals mensen bij wie dit niet gebeurd is. Die niet die bagage hebben. Niet al die ballast er elke keer bij halen, in elk lullig gesprekje aan de ontbijttafel of over de boodschappen. Soms zijn boodschappen gewoon boodschappen, ook als je weet dat dat niet zo is.
Dat gaat moeilijk zijn. Ik doe het ook, die opmerkingen, en dingen lezen die iemand niet gezegd heeft in wat iemand wel gezegd heeft, en doordenken, en herbeleven, en blikken en zuchten.
Ik bedoel niet vergeten. Ik kan het ook niet vergeten en dat gaan we ook niet kunnen en misschien moet dat ook helemaal niet, dat zou eng zijn. Maar er niet de hele tijd aan denken.
Als dat te volgen is.
Hij haalde diep adem. Ik wil gewoon – gewóón – met z’n allen Wie is de Mol? kunnen kijken, of weet ik veel, The Lion King. Welke ‘z’n allen’? Barbecueën in het park.
En toen moest hij lachen omdat hij zich voorstelde hoe de psycholoog nu naar voren zou buigen, als een doorgeschoten Freudfanaat. The Lion King? Hm.
Line weet dat het niet in één keer is gegaan.
Dat hij heeft gehuild, ’s avonds op zijn kamer en op klaarlichte dag met iedereen erbij. Dat hij zich daarom zo aan haar vastklampt, onder de dekens. Dat hij in sommige nachten maar opstaat en een boek pakt. Wanneer slaap jij? Niet, zo nu en dan.
Er is woede. Er zit frustratie. Die er op een gezonde manier uit moet, jaja.
Er is zoveel gepraat, gepraat, gepraat. De kinderen met zijn vieren, de kinderen en Marthe, de kinderen en Alexander, iedereen apart, nooit Marthe en Alexander. Met zoveel verschillende hulpverleners. Er was er een die hen vieren met hoi hoi bleef begroeten, zodat Anne, Floris en de tweeling afspraken om consequent goedemorgen, goedemiddag en goedenavond te antwoorden, als keurig geprogrammeerde kinderen. En toen goedemiddag in de ochtend, goedenavond om twee uur ’s middags. Ze gaven haar een Nijntje-boekje bij het afscheid; hoi hoi, wat gaat dat fijn.
Rebecca had een tijd een Weet ik veel. Mag ik al naar huis?-fase.
Ze weten allemaal veel niet, dus er vielen veel stiltes.
Het zwijgen van Alexander en Anne. Gevoelens zijn lastig, ze uitspreken nog moeilijker.
Alexander is ook beschadigd. Maar niet zo beschadigd dat het hem on- of zelfs maar verminderd toerekeningsvatbaar maakt, heeft de rechter geoordeeld. Pieter Baan Centrum.
Zijn moeder had postnatale depressiedinges. Zijn vader was… geen goed voorbeeld.
En het zwijgen van Rosanne, om een andere reden. Verlegen.
Dus trok Floris maar weer zijn mond open. Soms kreeg hij dan weer naar zijn hoofd dat hij het verkeerde had gezegd.
Spreek voor jezelf.
Ja hallo, dat werkt alleen als jullie dat ook doen.
Hij is wel eens thuis op de vloer gaan liggen, na afloop van weer zo’n hangen-en-wurgen-hakken-en-zagensessie, met naar alle kanten trappende en slaande ledematen, standje peuter in de supermarkt. Alleen niet krijsen, meer een soort Aaaaaarghrrrrrrmmmm. Machteloze schildpad, op zijn rug. Luctor et emergo.
We zijn nog best prima opgedroogd, zegt hij vaak. Glimlach.
‘Jullie gaan met papa mee, hè, straks,’ zegt Floris tegen Rosanne en Rebecca.
‘Ik moet wel naar dansen morgen,’ zegt Rebecca. Zaterdag. Modern?
‘En ik heb een wedstrijd,’ zegt Rosanne. Ze zit op badminton.
‘Komt in orde,’ zegt Alexander. ‘En daarna gaan we de stad in. Jullie krijgen nieuwe schoenen.’
‘Passend bij die jas?’ Anne, met een blik op Rebecca. Een weelderige creatie van panternepbont. ‘Doe uit dan. Je gaat dood hier.’ Het was negentien graden vandaag. Zonderjassenweer. Anne en hun vader dragen truien, maar dat is het dan ook.
‘Nee hoor,’ zegt hun zusje.
‘Grom,’ zegt Anne; niet het geluid, maar het woord, als in een strip.
‘Ze heeft hem zelf uitgekozen.’ Alexander tilt zijn armen op. ‘Iedereen mag toch dragen wat hij wil?’
Anne is stil en hij grijnst. ‘Schaak.’
‘Het gaat erom dat…’ Ze rimpelt haar voorhoofd.
Cruella, Cruella de Vil,neuriet Floris.
‘We kopen ook een andere jas,’ beslist Alexander na even nadenken.
‘Maar mijn bed is vies,’ klaagt Rebecca. ‘Wordt nooit verschoond.’
‘Je gaat zelf je bed opmaken,’ zegt Alexander. ‘Is goed voor je. Er ligt nog schoon spul in de kast.’ Het huishouden, dat doe ik gewoon niet.
‘Kun je daar niet iemand voor inhuren?’ vraagt Floris.
‘Heb ik, maar die komt maar één keer per week en die neemt de bedden niet mee.’
‘Dan betaal je hem of haar toch extra om de bedden te doen.’
‘Moedig hem nou niet aan,’ zegt Anne.
‘Kom jij ook nog?’ vraagt Alexander. ‘Maken we die pot af.’ Floris had nooit verwacht dat die twee uren achter elkaar stil aan tafel zouden kunnen zitten schaken – een nutteloos spelletje. Toch is het zo. Misschien omdat het niet helemaal nutteloos is; tactisch denken, en alles.
‘Weet ik nog niet,’ zegt ze en aait de hond onder haar stoel.
Floris kijkt hun vader aan. ‘Kun jij de fietsen meenemen?’
Hij kijkt bedenkelijk, maar zegt: ‘Geen probleem.’
‘Woehoe, in de patserbak!’ roept Rebecca. Haar woehoe te hard en te hoog. Schreeuwlelijk, aanstelster, diva.
Floris vindt Alexander meer iemand die loopt, in elk geval niet iemand die fietst, maar hij heeft inderdaad ook een glimmend zwarte Audi. Tja, hij is al helemaal geen mens voor het OV. Een Porsche was nog erger geweest.
‘Waarom ben je überhaupt met de auto?’ vraagt hij. Hun vader woont vlak buiten de buitenste ring grachten, in zo’n huis dat nu niet meer te betalen is.
‘Ik moest in Amsterdam zijn.’
‘O, had je Ava dan niet even op kunnen pikken?’ Ze studeert daar aan de kunstacademie.
‘Nee,’ zegt Alexander kort. Nee, te strakke planning? Of Nee, ik ga niet met een meisje alleen in de auto zitten? Hij kijkt naar zijn twee oudste kinderen. ‘Moeten jullie niet een keer rijlessen?’
‘CO2,’ zegt Anne.
‘Wanneer dan?’ vraagt Floris.
‘Hoe heb je dat tot nu toe dan gedaan?’ vraagt hun vader.
‘Gewoon. Genoeg mensen.’
Tegen Anne: ‘En jij, rijd jij geen trekker?’
‘Doet Em.’
‘Nou, het is niet goed om afhankelijk te zijn van anderen,’ zegt Alexander.
Floris en Anne staren.
Beladen.
Pardon?
‘Misschien had mama dan ook een rijbewijs en een auto gemoeten,’ zegt Floris uiteindelijk.
Lange stilte.
Alexander, zacht: ‘Ja, misschien.’
‘Maar,’ zegt Rosanne ineens, ‘moeten wij dan weg voordat mam er is?’
Floris legt zijn onderarmen op tafel om zijn lege bord heen, vouwt zijn vingers in elkaar. ‘Ik ben bang van wel, schat. Jullie moeten sowieso op tijd slapen.’
‘Vanavond?’ vraagt Rebecca verontwaardigd. ‘Echt niet.’
Floris kijkt van zijn zusjes naar zijn vader, hulpeloos. ‘Er komen vast duizend livestreams. Iedereen beleeft optredens met een telefoonscherm ertussen tegenweurdig.’ Misschien niet het moment voor maatschappijkritiek. ‘En Stephan maakt ook een officiële opname, met de mooie camera.’ Stephan, samen met Eli zijn profielwerkstukgroepje. En zijn beste vriend.
‘Slap.’
‘Nou, jullie gaan niet door het donker fietsen.’ Het gezeik, het geregel, het brengen en het halen, duwen en trekken.
Alexander kijkt naar het tafelblad. ‘Morgenochtend is ook prima.’
‘Echt?’ Rebecca valt hem om de hals. ‘Ik zet om half zeven de wekker.’
‘Néé. Zeker niet,’ zegt Floris.
‘Ik heb vandaag een paard geopereerd,’ zegt Anne.
I fok horses, of I am an undertaker – ze zijn soms zo flauw met zijn allen.
‘Ziek,’ zegt Rebecca met grote ogen.
‘Ja, ziek, ja. Maar hierna weer beter hopelijk,’ antwoordt Anne wat onbeholpen. Ze kan niet zoveel met de tweeling. Maar ze komen wel soms bij haar paardrijden. Pa’s prinsesjes. Zij hebben hem niet meegemaakt zoals hij vroeger was.
Anne heeft eindeloos veel ochtenden naast Marthes bed gezeten, met haar vingertoppen heel licht langs hun moeders haar, van voorhoofd naar punten. Mam, ga je nu opstaan? Mam, we komen te laat.
Papegaaitje, leef je nog?
Floris herinnert zich hoe Annes hoofd dan ineens opzij kon rukken, in zijn richting. Daar, naar een trui op de grond die hij kwijt was. Godsamme, Floor, schiet een keer op. De boel draaiende houden, daar had zijn zus haar taak van gemaakt, soms ten koste van alles, omdat niemand anders het deed.
‘Ja?’ vraagt Rosanne bezorgd. Anne knikt.
‘Cijfers?’ informeert Alexander.
‘Ik heb nog niet eens tentamens gehad,’ zegt ze. ‘En dit coschap loopt pas net. Maar ik had een tien voor mijn tussentoets Apotheekvaardigheden.’
‘Delen ze zomaar tienen uit tegenwoordig?’ zegt hij. ‘Inflatie.’
‘Ik heb al wel eerder tienen gehaald.’ Duidelijk gekrenkt door dat woordje zomaar, hoort Floris, maar hun vader waarschijnlijk niet. Ook al meent Alexander het niet. In elke grap zit een kern van waarheid. Ja, Anne heeft schijt aan bijna alles, maar niet aan Alexander, dat lukt haar niet.
Ze loopt harder dan wie ook voor hem, al sinds ze heel klein was, maar levert tegelijkertijd strijd, gaat tegen hem in, weet het beter. Een Molotovcocktail met vaak een dodelijke afloop, vroeger. Laat het los, wil Floris telkens zacht tegen haar zeggen, met zijn armen als een kogelvrij vest om haar heen, de therapeuten hebben het hardop gezegd, maar het lukt haar uit zichzelf ook steeds beter.
Floris grijpt naar zijn hoofd. ‘Ik word omringd door strebers.’
‘Jij bent weer op een andere manier een streber,’ zegt Line.
‘Ik niet,’ zegt Rebecca.
‘Nee, jij bent een lui varken,’ zegt Floris. ‘Je moet ook je boekbespreking nog oefenen, hè, Becs.’ Die is maandag.
‘Doen we ook,’ zegt Alexander.
‘Heb je het boek mee?’ De bende van De Korenwolf deel 4, De vondst van het stiekeme circus.
‘Oeps.’
‘Had je het al gelezen?’
Zijn zusje begint te giechelen.
‘Schurk.’ Floris zucht. ‘Los het maar op. Hoe overleef ik-jes hebben we hier altijd nog wel liggen.’
‘Hoe gaat het met jouw imperium, pa?’ vraagt Anne. Meteen: ‘Nee, laat maar, ik wil het niet weten.’
‘Echt niet? We zijn sinds kort toch geïnteresseerd in elkaar?’ Bij zowel Alexander als Anne kun je soms met geen mogelijkheid aan het gezicht aflezen of ze een grap maken of niet. Totaal onbewogen. Floris kan dat ook hebben, maar op andere momenten kun je dwars door de oppervlakte recht zijn hart en hoofd in kijken, de emoties van zijn gezicht af scheppen, net als bij Marthe. Zeggen Line en zijn vrienden. Hij heeft er nauwelijks controle over wat wanneer het geval is.
‘Morgen misschien,’ zegt zijn zus.
‘Dus je komt.’ Hun vader lacht breed. ‘Schaakmat.’
‘We zien wel.’
De deur zwaait weer open. Bram. Floris staat op. ‘Hé, man!’
De veertiger schudt hem de hand, speels-formeel, horecatijger. ‘Goeiedag.’
Floris ruimt af, klapt dan in zijn handen. ‘Oké, wisseling van de wacht.’ Changez. ‘Dilara eten, Kwame mag eraf, Bram doet buiten, Zoë binnen als ze ons ooit nog met haar komst verblijdt – jij iets van haar gehoord?’ Hij kijkt op zijn telefoon. Een paar koks voor de avond heeft hij al wel binnen zien druppelen, al volgt hij niet alles want de keuken heeft ook een achterdeur.
Bram schudt zijn hoofd en verdwijnt de vliering op om een bloesje te strijken, Kwame loopt hem achterna om het zijne in de was te gooien en zijn uren in het boek vol vlekken en kreukels te schrijven – dat gaat nog handmatig, iets om ooit in een toekomst aan te pakken.
Zoë is altijd te laat. Ze komt ook steeds weer met lege handen terug van een ronde terwijl er nog tafels vol staan, al herhaal je nog zo vaak de uitgekauwd-maar-werkt-als-een-tierelier-succesformule: Wij in de horeca, wij zijn lui, wij lopen nooit twee keer.
‘Zou je daar niet eens –’ begint Alexander, maar: ‘Eigen ui,’ onderbreekt Floris. Frans: Occupe-toi de tes oignons, bemoei je met je eigen uien.
Hij heeft het er met Zoë over gehad. In allerlei (kantoor)banen kun je zo laat binnen komen waggelen als je wilt. Maar dit is er nou net eentje waarbij je er moet zíjn om je werk te doen.
‘Bedankt maar weer,’ zwaait hij Kwame uit die alweer beneden is. ‘Tot straks?’
De ober steekt twee duimen omhoog, de bril met het zwarte montuur een beetje scheef onder zijn afro. ‘Gratis drinken.’
‘Zo is dat. Houdoe, hè.’
2 reacties
Alexandra van den Pauwert
Oww Tinka. Meesterlijk, kan ik maar hoofdschuddend zeggen. Geniaal. Ik geniet zo van jouw schrijfstijl, jouw gedachten tussen de dialogen door. Jij bent echt schrijfster.
Vandaag eindelijk deel 3 gelezen, maar 4 moet ik nog even bewaren. Wordt vervolgd <3
Tinka Floor
Wauw, dankjewel!!! Dat doet me echt heel veel… Maar hé, Floris’ gedachten hè! 😉