Een gebed van Rutger (aan God, aan Maria en een beetje (veel) aan zijn overleden vrouw, Kerstin)
Heer, dank U dat ik Simona’s verloving rond heb kunnen krijgen. En help me hopen dat Thomas en zij ook echt gaan trouwen.
Vergeef haar haar zonden. Wees milder voor haar dan ik soms ben. Het is iets tijdelijks, daar ben ik van overtuigd. En vergeef mij die van mij. Niet dat ik nu specifiek iets gedaan heb, maar we zijn allemaal zondaars.
Mijn op twee na oudste dochter heeft het moeilijk zonder moeder. Dat weet U, U volgt ons. U ziet alles. Ook al is het al tien jaar geleden – waarom zeg ik dat erbij? Het maakt geen verschil, en U weet het al. Verdriet slijt niet, bij mijn dochter en mij niet tenminste. Je kunt het alleen maar verbergen onder heel veel lagen, zoals de lagen kleding die we hier in de heuvels nodig hebben in de winter. Ik doe alleen maar alsof ik verder ben gegaan, ik ben opnieuw getrouwd omdat dat is wat je doet, de boerderij draait beter dan ooit (we hebben zelfs een nieuwe inwonende knecht moeten aannemen voor de oogst, naast iedereen die we per dag inhuren; ik weet het niet met die Floris), maar ik leef maar half.
Pathetisch, maar het is de waarheid.
Simona vlucht in jongens.
Mijn zonde is nalatigheid. Ik luister niet echt naar wat Sophie aan me vraagt. Ik kijk niet naar wat Dolf nodig heeft, maar ga ervan uit dat hij zich wel redt, mijn altijd zonnige zoon, mijn enige zoon – tot nu toe. Ik kan al helemaal mijn aandacht niet bij het gekwetter van de jongste twee houden. Ik zag niet dat Simona met me wilde praten, en greep niet in toen ze ophield met proberen en langzaam afdreef.
Heilige Maria, moeder van God, kijk naar ons om zoals ik dat te weinig naar iedereen doe.
Bescherm Simona, ondanks alles. Zie veel door de vingers – ik heb geleerd dat dat beter werkt. Hard straffen werkt averechts. Of eigenlijk heb ik geen flauw idee meer wat werkt. Heb ik dat ooit gehad? Ik – ik wil haar alleen maar niet verliezen. De mensen hier zien weinig door de vingers. Ik ben bang dat ik niet veel voor haar kan doen. Niet als ze zo doorgaat. Dus ik vraag U: alstublieft, doe voor haar wat U kunt.
Waak over Megina en ons ongeboren kind. Geef ons een zoon die Dolf kan helpen het bedrijf voort te zetten als ik er straks niet meer ben. Het is zwaar, en Dolf is nog jong.
Zorg voor mijn lieve Sophia. Laat Richard straks een goede man voor haar zijn. Laat alle verantwoordelijkheden niet te zwaar op haar wegen; laat haar soms ook licht en blij zijn en lachen. En zorg voor Isa en Aia, laat ze gezond blijven, net als hun mannen en kinderen, en geef ze meer kinderen, als God het wil.
Help kleine Nimme en Enna aan goede huwelijkskandidaten, als het zover is.
Steun mijn ontvoerde zusje Imma, en mijn neven. Dit is al hun vijfentwintigste jaar op Markenrode, als ze nog in leven zijn. Breng ze thuis, ooit, als dat kan, als ze dat nog willen.
Het spijt me als ik te veel vraag. Is dit te veel gevraagd? Ik – ik hoop alleen maar het beste voor mijn gezin.
Lieve Kerstina.
Ik stel me altijd voor dat je naar ons kijkt en dan glimlacht.
Ja, ik word onuitstaanbaar sentimenteel. Jij zou me nu eerder uit zitten lachen. Wat een goede vrouw eigenlijk niet doet, hè.
Je was een goede vrouw, de beste, maar niet op de traditionele manier.
Misschien, waarschijnlijk glimlach je ook helemaal niet, maar schud je je hoofd om hoe ik alles in het honderd laat lopen.
Je was zo ziek. Ik hoop zoiets nooit meer mee te maken.
Of dat het dan in elk geval korter mag duren. Geen jaren.
Gaat het binnen één zin alweer over mij. Egoïst die ik ben. Nog een zonde. Ze zijn niet te tellen, al gaat het dan om kleinere, geen moord en diefstal.
Maar jij kunt het niet nog een keer meemaken.
Het is laat in de nacht. Ik wil nooit dat de kinderen horen hoe ik over ze praat.
Line kijkt soms naar me op een manier die doet vermoeden dat ze alles hoort. Dan geef ik haar een klap, want ze mag me niet aankijken. Niet met dat oog. Die ooglap, daar lacht de duivel om. Daar straalt het ongeluk dwars doorheen.
Dat oog en zij hebben jouw dood op hun geweten. Dat vergeef ik haar nooit.
Heer, bescherm ons tegen nog meer kwaad.
Kun je me advies geven over je vader, van daarboven? Vast niet, hè? Dat deed je op aarde ook niet, je ging niet voor scheidsrechter spelen, zei je. Bovendien was het je zaak niet als vrouw. Ik heb het idee dat ik steeds het verkeerde zeg, en Jacob is kritisch, heel kritisch.
Je vader heeft me nooit gemogen, net zo min als ik hem – het spijt me, Kerstin. Hij confronteert me met mezelf. Met mijn tekortkomingen. Maar iemand moet dat doen – God heeft overal een bedoeling mee.
Hij vindt dat ik de kinderen te kort houd.
Hij heeft mij alleen uitgekozen voor jou. Om jou een goed leven te geven. Ik hoop dat ik je een goed leven heb gegeven. Ik geef hem te eten, dat beseft hij maar al te goed. Maar dat is dan ook de enige reden dat hij zich soms inhoudt – soms.
De kinderen nemen hem wél in vertrouwen. Hij weet de juiste toon aan te slaan. Hij heeft wél humor – scherpe humor. Intelligent. Hij spaart zichzelf niet. Hij neemt zichzelf niet serieus.
Ik heb dat niet in me. Ik zit houterig in elkaar.
Jij bent het enige waar Jacob en ik het over eens zijn. Tenminste – over hoe geweldig jij bent. Was. Over hoe we met jou om moesten gaan – dat is alweer een heel ander verhaal.
Hij heeft jou ook te vrij opgevoed. Niet zoals we het hier in Reyel gewend zijn. Maar wat hebben we gelachen, hè.
De kinderen weten niet eens meer dat ik kan lachen. De slappe lach kan hebben.
Wie weet herinnert Aia het zich nog. En Simona – Simona heeft bijna alles van jou onthouden. Zij mist jou het allermeest, denk ik – of nee, dat is niet eerlijk. We missen je allemaal. Op onze eigen manier.
Dolf mist misschien meer een moeder dan specifiek jou. Hij was pas twee. Aan de andere kant – die eerste jaren zijn belangrijk.
En ik kon met jou praten. Met Megina – het is niet hetzelfde. Maar misschien moet ik meer mijn best doen. Zoals ik al zei, ik ben afwezig. En veranderd.
Dus praat ik maar zo met je.
Ach, ik val in herhaling. Elke dag hetzelfde lied. En jij en U weet dit allemaal al. Maar er zit ook kracht in herhaling, niet?
Welterusten.