Rebecca en Rosanne (7 jaar)
Rebecca
Onze broer Floris doet alles wat een vader ook doet. Moet doen? En meer. Hij brengt ons naar bed en maakt ons ’s ochtends weer wakker, troost ons als we moeten huilen, zorgt samen met mama voor het eten, tilt ons hoog de lucht in, vertelt verhalen en legt dingen uit.
Hij is knap, gespierd en reusachtig, wel bijna twee keer zo lang als wij. Hij is vijftien, maar ziet eruit en klinkt als twintig. Hij kan goed zwaardvechten. Ik ga vaak kijken, op het oefenveld achter de burcht. Rosanne niet, hè Roos?
Rosanne
Hij heeft hele lieve ogen. Dezelfde als mama. Alleen staan die van mam altijd op huilen.
Rebecca
Hij is soms ook streng en chagrijnig. Nee is nee is nee.Dat moet ook wel. Tenminste, ik heb dat soms nodig. Ik kan best irritant zijn af en toe.
Maar hij heeft ons nog nooit, niet één keer een klap gegeven. Zoals andere vaders en ook moeders wel doen. Dat heeft met Alexander te maken.
Alles heeft met Alexander te maken.
Wat weten wij van Alexander?
Hij is net zo lang als Floris (of is het andersom?) en ook een goede zwaardvechter.
Ik weet niet of hij knap is. Dat durf ik niet te vragen.
Hij heeft onze haarkleur, die van Rosan en mij: een beetje rood, een beetje blond. Rossig heet dat.
Hij is ouder dan mam, wel dertig jaar ouder of zo.
Hij was de baas. De opzichter. Van de soldaten rondom het kasteel en van de mensen die op het land werkten: mama, Floris, onze tante Rianna en oom Alwin, Roland, Teresa, Marcus, Thimo, iedereen. Maar niet van ons en van Arian, Carl, Ivo, Finn, Ilse. Wij waren er nog niet.
Ook niet van heer Robert, de vader van vrouwe Jorinde. Al leek het wel zo, want heer Robert deed niet zoveel. Alexander regelde ongeveer alles op het hele landgoed. Vijfentwintig jaar lang. Eerst voor Jorindes opa, toen voor haar vader.
Vrouwe Jorinde heeft hem eruit geschopt toen haar vader en broer dood waren en zij Markenrode erfde.
Hij is onze vader, Alexander.
Dat weten we sinds een maand, sinds Floris weg is om hem te zoeken.
Ik weet niet wanneer mama anders van plan was het aan ons te vertellen.
Of ze dat van plan was. Ik heb zo’n gevoel van niet.
Rosanne
Mam zegt dat we hem beter geen papa kunnen noemen. Het is ook raar om iemand papa te noemen die je nog nooit hebt gezien.
Rebecca
Mam noemt hem nog steeds heer Alexander, wat heel raar is.
Rosanne
Hoezo is dat raar? Hij was toch een heer? Zoon van een ridder?
Rebecca
Ja, maar ze zijn met elkaar naar bed geweest.
Rosanne
Ik weet niet wat vaders moeten doen.
Jij wilt ook alleen maar een vader hebben omdat iedereen er een heeft. Omdat mensen zeggen dat het zo hoort. Een vader, een moeder en een heleboel kinderen. (Sommige vaders en moeders zijn dood, maar ze zijn er in elk geval ooit geweest.) Omdat mensen ons uitschelden en uitlachen omdat wij er geen één hebben. Maar hoe kun je iets missen wat je nooit hebt gekend?
Ik mis niks.
Rebecca
Wij mogen van alles niet zeggen wat ‘grote mensen’ wel gewoon zeggen. Zoals teringhoer, slet, hoerenjong. Die eerste twee is mama. Dat laatste zijn wij. Jaja.
Rosanne
De tering is een hele erge ziekte. Mensen gaan daaraan dood.
Rebecca
Jezus, jij bent echt zo’n braafneus af en toe.
Of ze zeggen juist schatje, schoonheid, pop, maar op een toon alsof ze sletje bedoelen.
En we mogen van alles niet horen. Fluisterdefluister. Niemand vertelt ons ooit iets.
Maar we horen het meeste toch wel, hoor. En we snappen meer dan iedereen denkt.
Wij zijn geboren in het jaar dat onze zus doodging. Anne. Acht jaar geleden ongeveer; mama had ons in haar buik toen Alexander weg moest. Rosanne is naar Anne vernoemd. Wij hebben haar niet meegemaakt. Mam en Floris zeggen dat dat jammer is, omdat ze geweldig was.
Jaja.
Alles was fantastisch of juist verschrikkelijk vroeger – vaker verschrikkelijk –, maar wat hebben wij daar nou aan?
We hebben niks meegemaakt waar iedereen het steeds maar over heeft. Dat is niet jammer, zegt mama, zegt Floris, zegt vrouwe Jorinde, dat is beter zo, maar soms zou ik willen dat we er wel bij waren geweest. Dan konden we meepraten.
Ik wil weten hoe het nou zat tussen mam en Alexander. Ik vind de liefde interessant.
Wacht nou, ik weet heus wel dat je niet verliefd hoeft te zijn om kinderen te hebben, te trouwen, te zoenen, elkaar aan te raken en zo. Trouwen en kinderen krijgen doe je omdat het zo hoort, en je ouders bepalen met wie. (Je ouders.) En die andere dingen kun je ook doen alleen maar omdat het lekker is, en ook als maar één iemand het ermee eens is. Er proberen vaak mannen aan mama te zitten. En die zijn gewoon getrouwd. Alexander is nooit getrouwd. In elk geval niet op Markenrode.
Ik weet echt wel dat ze niet konden trouwen. Dat zij arm was en hij rijk. Niet zo rijk, zegt mam telkens. Hij half van adel en zij niks.
Je moet trouwen met je eigen soort, zegt het hele dorp altijd. Maar wat is onze soort? Wij zitten overal tussenin. Wij zijn een kwart van adel. Jonkvrouw Rebecca van Methen, dat klinkt best goed, hè? Methen, daar komt Alexander vandaan. Maar daar is geen kasteel meer. Alleen rotsen, zand en zee.
Mam geeft nooit echt antwoord. Meestal moet ze huilen. Hij wilde mij wel, maar ik wilde hem niet, zegt ze dan, als ze al iets zegt, als ik heel erg doorvraag.
Maar waarom dan niet? Ik was heel erg jong, zegt ze alleen maar. Dat is geen antwoord. Iedereen trouwt jong, de meisjes tenminste. Twaalf, dertien, ik ken zelfs meisjes van elf. Als je maar borsten hebt.
Rosanne
Misschien omdat hij verschrikkelijk was.
Rebecca
Dat weet je niet, dat weet je helemaal niet. Je kent hem niet.
Het kan toch, het kan toch dat hij om haar gaf. Ik wil het van hem zelf horen. Ja of nee.
Rosanne
Denk je echt dat er met hem valt te praten?
Rebecca
Hij was sterker dan ik. Dat zegt ze, en meer komt er niet uit omdat ze te hard moet huilen. Praten lukt niet meer. Het lukt haar niet.
Rosanne
Jij moet ook niet zo doorzeuren. Hoe belangrijk is het nou?
Hé, niet huilen. Kom eens hier. Knuffel. O, sukkeltje.
Hij sloeg mensen met de zweep, Alexander. Waarom, daar heeft niemand echt een goed antwoord op. Als ze niet hard genoeg werkten, of zo. Als ze iets fout deden. Nu geeft niemand iemand anders zweepslagen, en het gaat best prima allemaal. Dus waarvoor het nodig was –
Mensen gaan ook echt beter werken als ze gewond op bed liggen. Juist.
Maar vrouwe Jorinde zegt dat het bijna overal nog steeds zo gaat. Dat Markenrode nu een uitzondering is. Zij heeft de lijfstraffen afgeschaft, maar de heren om ons heen niet. Ze zegt dat het met gewoonte te maken heeft – als iets altijd zo is geweest, is het moeilijk om het te veranderen. Met vertrouwen in je mensen: dat ze hun best voor je willen doen, ook als er anders niet iets afschuwelijks gebeurt. En het is moeilijk, zegt ze. Ook op Markenrode. Sommige mensen willen niet uit zichzelf voor haar werken. Omdat er te weinig beloning tegenover staat. Omdat ze kwaad zijn op alles. Omdat ze helemaal verpest zijn door Alexander, door jaren en jaren bloedbad. Vermoorde kinderen. Afgepakte vrouwen.
Bijna alle mensen ouder dan wij hebben littekens. De meesten willen niet dat je ernaar kijkt. Maar sommige mensen duwen ze juist in ons gezicht. Ja, kijk maar goed, prinsesjes. Cadeautje van je pa en ma. We snapten er nooit wat van, en mam en Floris keken alleen maar verdrietig weg. Nu valt alles op zijn plek. Mama heeft niks gedaan, zeg ik altijd, maar dan lachen ze me uit. Maar ze heeft hem ook niet bepaald tegengehouden, hm? Hm?
Weet ik niet, antwoord ik, ik weet niet hoe het is gegaan.
Floris heeft ze ook, op zijn rug en armen. Het ziet er vreselijk uit. Hij heeft ook een brandmerk, net als mama. Het moet het wapen van Markenrode zijn, het schild met de hertenkop en het zwaard, maar het lijkt nergens meer op omdat hij nog zo klein was. Mam heeft er twee; eentje is ook zo vergroeid.
Rebecca
Alexander deed dat vast niet zomaar. Hij wist vast wat hij deed. Hij werd ervoor betaald. Ze zullen het er wel naar gemaakt hebben. Als je ziet hoe kloterig ze soms doen.
Rosanne
Wat? Wat zeg je nou?
Iemand kan nooit zoiets ergs doen dat hij het verdient om doodgeslagen te worden. Of ook maar halfdood. Of ook maar één zweepslag. Hebben mama en Floris die brandmerken verdiend?
Rebecca
Zo waren de regels nou eenmaal.
Rosanne
Hebben mama’s vrienden iets gedaan? Casper, Simon en Maria, Jonne?
Rebecca
Die hebben we ook al nooit ontmoet.
Rosanne
Heeft Anne iets fout gedaan?
Rebecca
Ja, Alexander heeft Anne gedood. Dat heeft Floris verteld in de nacht dat hij wegging. Aan mij, ik was wakker.
Als we daarnaar vragen, moet mam al helemaal ontzettend huilen.
Lekker, Flos, mama met de zooi laten zitten.
Misschien was hij ergens kwaad om, Alexander, je weet wel, zo ongelooflijk kwaad dat je jezelf niet meer in de hand hebt.
We weten niet wat er precies is gebeurd.
Misschien had hij er meteen daarna spijt van.
Rosanne
Zijn eigen kind.
Rebecca
Maar het is gewoon zo oneerlijk.
Rosanne
O, ja, nee, zo eerlijk, mensen martelen die armer en zwakker zijn. Mensen honger laten hebben.
Rebecca
Zucht.
Ze gooien modder en steentjes naar ons. De soldaten vanaf de muren, en zelfs onze kleine neefjes die Alexander ook niet eens kennen. Door wat Alwin en Rianna allemaal tegen ze zeggen. En dan draaien ze ineens weer bij en mogen we daar ’s avonds komen eten.
Daar kun je ook aan doodgaan, aan een steen tegen je slaap. Al is die nog zo klein. Dat is ook doodslag, Roos.
Rosanne
Daarom moet je ook altijd je muts op doen en je armen over je slapen houden als je het kasteel in gaat.
Mama zegt altijd dat mensen nog steeds boos zijn en verdrietig.
Inderdaad, je zegt het net zelf. Wij hebben geen idee. Kunnen ons bijna niet voorstellen hoe dat is geweest.
Rebecca
Ja, en er zijn ook aardige mensen. Arian, ons nichtje, is lief, en de andere, grotere nichtjes: Lena, Maud en Meyen en hun kinderen. Mijn vrienden: Ilse, Ermina, Vide, Aldmer, Knut en de rest.
Mels is meestal aardig, maar soms scheldt hij ons ook uit. Net als zijn vader, Roland.
Sindmar, Floris’ zwaardleraar. Sommige jongens uit het leger – nou ja, eigenlijk alleen Pepin.
Floris’ vrienden: Stephan, Werner, Hilde, Eli, Aven. En Susanna. Natuurlijk Susanna.
Rosanne
Susanna is heel erg lief.
Rebecca
Ik hoopte altijd dat Flos en zij zouden trouwen. Floris ook, dat kon ik zien. Maar het zit er niet in. Susan is nu met die Gerlef. Die soldaat.
Die ook best aardig is verder.
Maar ze spugen naar ons. De meeste mensen. Zo ranzig.
Rosanne
Je wast het eraf en je gaat door. Er zijn ergere dingen. Het is niks. Niks bij wat zij hebben meegemaakt.
Rebecca
Ja, je wast het eraf, maar er blijft een beetje boosheid zitten. Bij mij wel tenminste. Bij Flos ook, volgens mij.
En als dit zo doorgaat – kijk uit, mensen van Markenrode. Dan ben ik ooit, op een dag, zo boos dat ik niet weet wat er gebeurt. Wacht maar. Of beter: hou gewoon op. Zorg maar dat je me niet zo boos krijgt. Voor iedereen een beter idee, geloof me.
Rosanne
Brrr, doe eens niet zo eng.
Rebecca
Maar nee, wij moeten aardig zijn. Lief en beleefd zijn. Bek (haha, Bec) houden en luisteren. Zolang zij met meer zijn. Zolang wij klein zijn. Ons aan de stomme regels houden.
Mama snapt dat niet. Die probeert niet mee te doen.
Rosanne
Misschien is ze daar te moe voor. Misschien vroeger wel, maar is ze ermee gestopt.
Rebecca
Wij moeten met onze wimpers wapperen om iets te bereiken.
Dat zegt Floris wel eens: Nee, Bec, kun je nog zo met je lange wimpers wapperen, maar het gaat niet gebeuren. Mama schudt dan altijd hard haar hoofd naar hem; ik snap nooit wat ze bedoelt.
We zien er goed uit, Rosi en ik. Als je dat weet, kun je er gebruik van maken. Dat doet vrouwe Jorinde ook.
Mam is nog veel mooier dan vrouwe Jorinde, maar ze doet er niks mee. Soms kamt ze haar haar niet eens. Ik vraag vaak of ik er iets mee mag doen; ze heeft prachtig haar, heel dik, net als dat van ons, maar zwart. Ik ben goed met haren. Ze wil ook nooit een jurk van de vrouwe aan (die zijn haar ook te groot, veel te groot, mam is een klein mens, geen ‘groot mens’, maar toch). Nee, nee, wat gaan ze dan wel niet denken?
Alleen in deze kamer dan, probeerde ik laatst nog, maar nee. Ik heb er wel een paar gepast, van toen Jorinde kleiner was. De groene stond me het beste, of nee, toch die donkerpaarse met de gouden dingetjes.
Mensen haten ons ook omdat wij zo dik zijn met vrouwe Jorinde.
Jonkvrouw.
Wacht maar.